Geschreven door
Wim D'Haese
Head Investment Strategist
We zitten op een scharniermoment naar een nieuwe supercyclus, aangedreven door 8 megatrends.
De politieke spanningen tussen de VS en China namen de voorbije jaren sterk toe. En die lijken niet meteen af te zullen koelen. Om de toekomst in te kunnen schatten, dienen we echter eerst het verleden te begrijpen. En dat verleden spreekt boekdelen. Tussen het jaar 0 tot het begin van de jaren 1900 vertegenwoordigde China steevast ongeveer 20-30% van de wereldeconomie. In het begin van de jaren 1960 was dat nog amper 4%.
Al enkele decennia probeert China zijn positie te herstellen die het als economische grootmacht had. En daar slaagt het land in. Vandaag vertegenwoordigt China opnieuw 16% van het wereld-bbp. En ziet de VS het land steeds dichter komen in de achteruitkijkspiegel.
China stond in het centrum van de tweede grote globaliseringsgolf (1980-2020?). Terwijl de welvaart van het land snel groeide, namen ook de spanningen met het Westen toe. Dit kwam deels voort uit de veronderstelling in het Westen dat China, naarmate het land zich ontwikkelde, steeds westerser zou worden in visie en waarden. En zich volledig zou integreren in een liberale wereldorde. Achteraf gezien was dit naïef, want China heeft een lange en trotse geschiedenis met eigen waarden. Een belangenclash lonkt dan ook.
China heeft tijdens de coronacrisis al een V-vormig herstel laten zien, terwijl het nu al duidelijk is dat het herstel in veel westerse landen van langere adem zal zijn. Zoals de kaarten er vandaag bij liggen, kan China rond het einde van dit decennium of kort daarna de grootste economie ter wereld worden.
Naarmate de economische kloof tussen de VS en China kleiner wordt, zal de spanning ook stijgen. Terwijl een militair conflict vandaag erg onwaarschijnlijk lijkt, is een nog fellere economische strijd wél aannemelijk. Het resultaat van de Amerikaanse verkiezingen zal daar wellicht niets aan veranderen.
De verdeeldheid op het Europese continent was er al voor de pandemie. Maar de coronacrisis heeft de kans verkleind dat de jaren 2020 net als de jaren 2010 een decennium van politiek aanmodderen wordt.
De economische ongelijkheid tussen de landen wordt de komende jaren wellicht nog groter. Net daarom is zowel de kans op integratie als op verdere desintegratie sterk toegenomen. Hoewel het Europese herstelfonds een welkome stap is in de richting van integratie, zullen er wellicht nog meer maatregelen nodig zijn om alle landen boven water te houden.
En zelfs als alle 27 neuzen in dezelfde richting staan over verdere economische stimulansen, dan nog zal dit waarschijnlijk gebeuren tegen een achtergrond van onzekerheid. En dan vooral als nationale belangen steeds haakser komen te staan op de Europese. Een belangrijk probleem voor Europa is bovendien dat veel landen een hoge schuldgraad hebben, en dit leidt meteen tot het derde thema.
De hoge schuldgraad is niet alleen een kopzorg in de Europese periferie, maar is een wereldwijd probleem. De mondiale schuldgraad zou eind 2020 365% van het globale bbp belopen, volgens de meest recente data (november 2020) van het Institute of International Finance – zeg maar de centrale bank van de centrale banken.
De oorzaak voor de hoge schuldgraad komt onder meer doordat nationale en centrale banken sinds de afschaffing van de goudstandaard ‘vrij’ zijn om geld bij te drukken. Ook door de jongste jaren de rente sterk te verlagen, hebben zij het erg makkelijk gemaakt om te lenen (en ook banken hebben doorheen de recente geschiedenis vlot kredieten verstrekt aan hun cliënten). Bovendien zullen de centrale banken dit ultraflexibel beleid nog lang aanhouden om de schokken van de coronacrisis op te vangen.
Steeds hogere schulden kunnen leiden tot sterkere financiële schokken. En lagere rentetarieven betekent wellicht dat we nog meer schulden kunnen (en zullen?) aangaan.
Er is daarnaast bij veel bedrijven, overheden en burgers een ander ‘perspectief’ op schuld gekomen. Hoewel we het afgelopen decennium van lage rente (en dus van de lagere kost om schuld te ‘onderhouden’) konden profiteren om de schuld te verminderen, heeft dat net een omgekeerd effect gehad. De lage rente heeft net aangemoedigd om méér te lenen.
De mate waarin we de enorme wereldwijde schuldenlast kunnen verminderen hangt sterk af van het vierde thema: inflatie. Over dit onderwerp is de verdeeldheid groot. In een wereld waarin centrale banken en overheden de geldkraan blijven openhouden – en dat lijkt volgens ons het meest waarschijnlijk – zal de inflatie toenemen. Want hoe meer geld er in omloop is, hoe hoger de kans dat producten en diensten duurder worden.
Maar als we het bij het verkeerde eind hebben en regeringen prioriteit geven aan het herstel van hun balansen, dan zullen we – zelfs als de centrale banken geld blijven drukken – waarschijnlijk voor een langere periode vastzitten aan een lage inflatie.
Ongeacht de uitkomst, wordt het voor beleidsmakers steeds moeilijker om de inflatie (hoog of laag) onder controle te houden, gezien de omvang van de tegengestelde krachten.
Een crisis zoals we vandaag meemaken, kan een sterke invloed hebben op (on)gelijkheid. Zeker naarmate ook de uitkomsten van de nieuwe supercyclus extremer worden. De ongelijkheid kan overheden ertoe aanzetten om belastingen voor zij met de diepste zakken te verhogen: vermogende particulieren, maar ook bedrijven, aangezien zij de voorbije 40 jaar in verschillende regio’s (Europa, Noord-Amerika en Japan) profiteerden van de dalende vennootschapsbelasting.
Niet toevallig wordt er vandaag al druk gediscussieerd over een tech tax, waarbij overheden grote technologiebedrijven in het vizier nemen, vooral omdat zij grotendeels van de pandemie profiteerden.
De discussie over ongelijkheid zal niet beperkt blijven tot rijkdom of inkomen. Een andere uitdaging is de kloof tussen de generaties, die zich in het tijdperk van de globalisering kon ontwikkelen.
Ervan uitgaande dat het leven economisch niet beter wordt voor de millennials (geboren in de jaren 1980 en 1990) en de daarna volgende generaties, zou dit een potentieel keerpunt voor de samenleving kunnen zijn. Jongere generaties hinken achterop op vlak van huiseigenaarschap en hoge schulden. Ondertussen verschillen de meningen ook over het klimaat.
In de G7-landen overschaduwt de gecombineerde omvang van de millennials en de jongere generaties al die van die oudere generaties. Zo’n verschuiving in het machtsevenwicht – onder meer op het politieke toneel door de sterkere electorale macht van de jongere generaties – kan leiden tot een strenger stelsel van successierechten, minder inkomensbescherming voor gepensioneerden, meer vermogensbelasting en een allround socialer herverdelend beleid omdat ‘oudere’ generaties er toch al warm genoeg bij zitten.
De klimaatproblematiek is tijdens en door het tijdperk van globalisering toegenomen. Dit is meteen ook een thema waarover sterk gepolariseerde meningen bestaan – niet alleen over de omvang van het probleem, maar ook over de verschillende manieren om dit heet hangijzer aan te pakken.
Hoewel de pandemie de klimaatproblematiek even van de voorpagina’s verdrong, wordt de groep die daadkracht eist steeds groter. Dat zal ook de druk op beleidsmakers doen toenemen. We zullen waarschijnlijk enorme druk zien om groener te reageren op de economische wederopbouw na de pandemie.
Ook een koolstoftaks zit er de komende 10 jaar wellicht aan te komen. Als leiders in rijke landen aandringen op een internationale overeenkomst over het verlagen van de uitstoot, zullen zij wellicht focussen op de uitstoot die veroorzaakt wordt door de eigenlijke productie. Dan zal een koolstoftaks bijna zeker nodig zijn. Zo’n taks belast dan de import van producten op basis van de emissies veroorzaakt tijdens het productieproces. Het idee is om landen te ontmoedigen om de uitstoot te ‘exporteren’ door alleen maar producten te kopen die elders zijn geproduceerd. Deze belasting zou een populair beleid voor rijke landen kunnen zijn, omdat ze de binnenlandse productie verhoogt en weer jobs naar huis brengt. Dit past ook in de anti-globaliseringsgolf, die steeds populairder wordt.
Corona of niet: de meeste van de voornoemde trends zouden zich waarschijnlijk sowieso voorgedaan hebben. Maar veel van die trends zullen nu waarschijnlijk versnellen door deze crisis. De pandemie brengt bovendien een eigen wanorde met zich mee en dat brengt ons bij ons laatste punt.
Veel mensen werken ondertussen al ruim 9 maanden van thuis, zonder dat het einde meteen in zicht is. Deze realiteit laat een onuitwisbare indruk na op hoe we steden, woningen, winkels, transport ook in de toekomst zullen organiseren. In dit kader is technologie de grote winnaar van de crisis geworden.
Dat heeft ook tot gevolg dat de waarderingen in deze sector fors doorgeschoten zijn. Ofwel zijn die waarderingen gerechtvaardigd en is technologie inderdaad de motor van de economie. Ofwel lopen we het risico op een herhaling van 2000.
Het antwoord is misschien een combinatie van beide: snelle technologische veranderingen die zowel positief als verstorend zijn, maar met grimmige winnaars en verliezers in zowel de technologische sector als de bredere wereldeconomie.
Bel onze experts van Talk & Invest op 078 153 154.
Maak een afspraak in uw Financial Center via 078 156 160.
Deel dit artikel