Samengevat
De regelgeving evolueert razendsnel en daarom vinden we het belangrijk om deze informatie met u te delen.
Ontdek de auteurs van dit artikel:
Franck (46), haalde zijn diploma’s master in de rechten aan de ULB en zijn master in fiscaal recht aan Solvay. Hij is al meer dan 20 jaar gespecialiseerd in alles wat met fiscaliteit en vermogensplanning te maken heeft. In zijn vrije tijd jogt hij.
Benoît (44) heeft een master in de rechten (KUL) en een master in fiscaal recht (ULB). Hij heeft 20 jaar ervaring in alles wat met fiscaliteit en vermogensplanning te maken heeft. Zijn vrije tijd besteedt hij aan lezen en tennissen.
Tot een aantal jaren geleden kozen gehuwden volgens het stelsel van de zuivere scheiding van goederen er regelmatig voor om in hun huwelijkscontract een ’verrekenbeding’ op te nemen. Er zijn vele varianten van het verrekenbeding mogelijk, maar tot de hervorming van het huwelijksvermogensrecht in 2018, ontbrak een wettelijk kader voor dergelijke bedingen. Met de hervorming is hieraan tegemoetgekomen en heeft de wetgever een wettelijk kader geschapen voor wat betreft de verrekenbedingen van aanwinsten. Niets belet weliswaar dat echtgenoten in hun huwelijkscontract afwijken van deze wettelijke regeling en dus een eigen, meer aan hun noden aangepast beding opnemen. We beperken ons hierna enkel tot de wettelijke regeling.
Nemen we het voorbeeld van Marc en Lea, een koppel zonder kinderen. Marc heeft geen verdere familie, Lea heeft nog één broer. Lea is een succesvolle zelfstandige ondernemer. Marc is beginnend kunstenaar. Ze wensen in het huwelijksbootje te stappen, maar ze hebben toch wat bedenkingen. Zo is er een groot verschil tussen het inkomen van Lea en dat van Marc. Als zelfstandig ondernemer wil Lea bovendien een zekere handelingsvrijheid over haar vermogen behouden. Daarnaast wil ze dat het vermogen van Marc beschermd wordt tegen haar mogelijke schuldeisers. De keuze voor een huwelijksstelsel van scheiding van goederen ligt dan uiteraard voor de hand. Maar anderzijds betekent dit wel dat er geen solidariteit is tussen de vermogens dat beide echtgenoten tijdens hun huwelijk zullen opbouwen. In een stelsel van zuivere scheiding van goederen zou bij overlijden van Lea, Marc relatief weinig zekerheid hebben. Bij het overlijden van Lea zou Marc immers in principe het vruchtgebruik vererven op de goederen van de nalatenschap van Lea, terwijl de broer van Lea de blote eigendom krijgt toegewezen (voor zover deze goederen van Lea niet in onverdeeldheid met Marc werden aangehouden).
Lea zou uiteraard een testament kunnen opstellen waarbij ze een groot deel van of zelfs haar volledige vermogen aan Marc zou kunnen nalaten, maar Lea kan dat testament te allen tijde herroepen zodat Marc op dat vlak weinig zekerheid heeft. Om deze kwestie op te lossen, althans op burgerrechtelijk vlak, kunnen Lea en Marc een verrekenbeding van aanwinsten in hun huwelijkscontract opnemen. Op fiscaal vlak, zoals we hierna zullen zien, zijn er echter een paar addertjes onder het gras, zeker in het Vlaams Gewest.
Bijzonder aan dit beding is dat tijdens het leven van Lea en Marc, hun huwelijksstelsel gewoon werkt als een stelsel van zuivere scheiding van goederen. Het is pas bij de ontbinding van het huwelijksstelsel (bijvoorbeeld door overlijden of echtscheiding) dat het verrekenbeding daadwerkelijk uitgevoerd zal worden. Voor de eenvoud gaan we hierna verder uit van een ontbinding door overlijden. Op dat ogenblik zal de echtgenoot die het minst heeft bijgedragen tot de aanwinsten (Marc dus) recht hebben op (een deel van) de aanwinsten die door de andere echtgenoot (Lea) werden gerealiseerd. Dit gebeurt via een schuldvordering die bepaald wordt volgens de hiernavolgende regeling.
Concreet wordt bij de ontbinding van het huwelijksstelsel nagegaan wat het aanvangs- en eindvermogen van elke echtgenoot is. Deze vermogens worden netto (dus min de schulden) in aanmerking genomen en de wet voorziet ook regels voor de waardering van de goederen en/of schulden van de respectievelijke vermogens. Het verschil tussen deze twee vermogens vormen dan de aanwinsten.
Het eindvermogen min het aanvangsvermogen geeft de aanwinsten van elke echtgenoot. Vervolgens worden deze aanwinsten tussen de echtgenoten gecompenseerd. Het overschot wordt dan in twee gedeeld (aangezien het gaat om een 50/50 verrekenbeding) en dat resultaat is dan de schuldvordering van de echtgenoot ten aanzien van de andere echtgenoot. Deze vordering is in principe in geld betaalbaar.
Stel dus dat Lea overlijdt. Vooraleer men haar nalatenschap gaat samenstellen en verdelen, wordt eerst het verrekenbeding in hun huwelijkscontract uitgevoerd. Het aanvangsvermogen van Lea bedroeg 100.000 euro en haar eindvermogen bedraagt 600.000 euro. De aanwinsten gerealiseerd door Lea bedragen dus 500.000 euro. Bekijken we nu het aanvangsvermogen van Marc. Dat bedraagt 50.000 euro. Zijn eindvermogen bedraagt 150.000 euro en zijn aanwinsten bedragen dus 100.000 euro. Lea heeft dus beduidend meer bijgedragen tijdens het huwelijk, maar door middel van het verrekenbeding wordt er toch een solidariteit georganiseerd (ten aanzien van Marc in dit geval). Hoe gebeurt dit? Als we de aanwinsten met elkaar compenseren geeft dat 500.000 euro min 100.000 euro, zijnde 400.000 euro aan aanwinsten die nog te verdelen zijn tussen de echtgenoten. Marc heeft een schuldvordering ten belope van de helft van de aanwinsten (dus 200.000 euro) op grond van het wettelijk verrekenbeding van aanwinsten dat bij ontbinding van het huwelijk een 50/50 verdeling van de aanwinsten voorziet.
In de aangifte van nalatenschap van Lea zou dan in principe (zie echter hierna) het volgende moeten gebeuren: het actief van de nalatenschap is 600.000 euro. Maar hiervan kan de schuldvordering van Marc afgetrokken worden, namelijk 200.000 euro. Blijft over: 400.000 euro als belastbaar netto actief in de successierechten. De schuldvordering van Marc is dus als passief aftrekbaar in de aangifte van de nalatenschap van Lea en Marc is op de schuldvordering van 200.000 euro in principe geen successierechten verschuldigd (zie echter hierna).
Merk op dat de wettelijke regeling in een verrekenbeding voor 50/50 voorziet. Vanuit burgerrechtelijk oogpunt belet echter niets de echtgenoten hiervan af te wijken en bijvoorbeeld een verrekenbeding voor 100/0 te voorzien. In dat geval zou Marc zelfs een vordering hebben van 400.000 euro.
Maar wat indien Marc als eerste zou komen te overlijden. Hernemen we weer hetzelfde cijfervoorbeeld. Door de werking van het verrekenbeding heeft Marc ’recht’ op 50% van de aanwinsten maar die zijn in feite door Lea gerealiseerd. Deze schuldvordering van Marc op de aanwinsten van 200.000 euro wordt dan als actief in zijn nalatenschap opgenomen en dienovereenkomstig belast. In de praktijk wordt daarom een verrekenbeding vaak facultatief gemaakt, zodat het verrekenbeding niet automatisch uitwerking vindt en er hierdoor dus geen nadelige fiscale gevolgen optreden.
Hoewel de burgerrechtelijke wetgever het bij de hervorming van het erf- en huwelijksvermogensrecht nodig achtte om een wetgevend kader voor verrekenbedingen te creëren, en het principe dus duidelijk genegen is, is dat helaas niet het geval op fiscaal vlak.
In het Vlaams Gewest heeft de Vlaamse decreetgever een decretale regeling ingevoerd die de schulden die dit verrekenbeding met zich meebrengt volledig negeert, wat uiteraard vervelende fiscale bijwerkingen met zich meebrengt. We hernemen opnieuw het hierboven vermelde voorbeeld en gaan ervan uit dat Lea en Marc hun fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest hebben. Indien Lea overlijdt, zal in haar aangifte van nalatenschap de schuldvordering van Marc niet als passief kunnen worden afgetrokken, met als gevolg dat het netto belastbaar actief in de successierechten toch nog 600.000 euro bedraagt. Voor echtgenoten die inwoner zijn van het Vlaams Gewest heeft een verrekenbeding dus geen enkele zin meer.
Voor inwoners van het Waals of Brussels Hoofdstedelijk Gewest, leidt de toepassing van het verrekenbeding in theorie tot een overdracht van aanwinsten van de ene echtgenoot naar de andere, met vrijstelling van belasting. Er is immers geen wetsbepaling voorhanden die de belastbaarheid toelaat. Maar de fiscus benadert deze bedingen met grote argwaan. Niettemin aanvaardt de rechtspraak en rechtsleer het verrekenbeding zowel op burgerrechtelijk als op fiscaal vlak. Ook is de rechtsleer van mening dat het inlassen van een verrekenbeding van aanwinsten geen fiscaal misbruik uitmaakt. Aangezien deze materie steeds evolueert, wordt ten zeerste aangeraden om steeds het advies van een specialist in vermogensplanning in te winnen. De notaris heeft trouwens een bijzondere wettelijk vastgelegde verplichting om de partijen bij een huwelijkscontract te wijzen op de gevolgen van een dergelijk beding.
Een niet onbelangrijk deel van de hervorming van het erfrecht had betrekking op de langstlevende echtgenoot. Eén van de nieuwigheden betrof het zogenaamde wettelijk voortgezet vruchtgebruik. In een vorig artikel hebben we deze rechtsfiguur reeds besproken, maar voor alle duidelijkheid hernemen we nog even de grote lijnen ervan aan de hand van een concreet voorbeeld. Daarna gaan we dieper in op enkele burgerrechtelijke aandachtspunten in verband met deze rechtsfiguur.
Nemen we het voorbeeld van Jan en Marie, reeds jaren gehuwd volgens het stelsel van zuivere scheiding van goederen, zonder bijzondere huwelijksclausules. Jan en Marie hebben één zoon, Guy. Stel dat Jan vandaag overlijdt zonder een testament opgesteld te hebben. Het wettelijke erfrecht kent dan in principe aan Marie een recht van vruchtgebruik toe op de goederen die aanwezig zijn in het vermogen van Jan en die behoren tot diens nalatenschap. Guy verkrijgt de blote eigendom. Maar wat als Jan enkele maanden voor zijn overlijden een effectenportefeuille (die dus toebehoorde aan zijn eigen vermogen) geschonken heeft aan zoon Guy met voorbehoud van vruchtgebruik?
Wel, omdat Jan zich een vruchtgebruik heeft voorbehouden op deze effectenportefeuille, en dit vruchtgebruik bijdraagt tot de levensstandaard van Jan en Marie, heeft de wetgever voorzien dat als Jan komt te overlijden, Marie op dat ogenblik een zogenaamd wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik verkrijgt op de door Jan aan Guy geschonken goederen. Dit om de levensstandaard van voor het overlijden zoveel mogelijk te behouden. Normaal gezien zou het vruchtgebruik van Jan door zijn overlijden gewoon moeten uitdoven en zou Guy dan de volle eigendom moeten verkrijgen van de geschonken goederen, maar dit is dus door deze nieuwe rechtsfiguur niet meer het geval.
Het wettelijke toegekend opvolgend vruchtgebruik is een wettelijk vruchtgebruik en geen conventioneel vruchtgebruik zoals in de schenkingsakte aan Guy werd voorzien. Eventuele modaliteiten die in de schenkingsakte voorzien werden zijn op dit wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik dus niet van toepassing.
Guy kan dan ofwel dit nieuwe vruchtgebruik dulden tot op het moment van overlijden van Marie, het ogenblik waarop haar vruchtgebruik dan in principe zal uitdoven en Guy uiteindelijk de volle eigendom verwerft van de effectenportefeuille. Ofwel kan Guy (of Marie) overeenkomstig de algemene regels de omzetting van dit vruchtgebruik vragen en zodoende de verhouding naakte eigendom – vruchtgebruik beëindigen.
Fiscaal gezien is de behandeling van het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik als volgt. Aangezien successie- en schenkingsrechten een gewestelijke bevoegdheid zijn, moet elke situatie in functie van het gewest van de woonplaats van de schenker/overledene geanalyseerd worden. Zo hebben het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot op heden nog geen specifieke bepaling aangenomen die toelaat successierechten te heffen in hoofde van de langstlevende echtgenoot die van het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik geniet. Het Vlaams Gewest daarentegen heeft uitdrukkelijk een decretale regeling voorzien om successierechten te kunnen heffen op het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik, behoudens specifieke vrijstellingen.
Deze nieuwe rechtsfiguur heeft al vanaf het begin heel wat vragen opgeworpen. Zonder hierin exhaustief te willen zijn, belichten we hieronder kort enkele aandachtspunten.
Het is duidelijk dat deze nieuwe rechtsfiguur nog steeds veel vragen opwerpt, die in de loop der tijd wellicht door rechtsleer en vooral de rechtspraak verder ingevuld zal worden. Intussen is voorzichtigheid geboden en raden we aan steeds de laatste stand van zaken na te gaan met uw specialist in vermogensplanning indien u een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik overweegt.
Het is duidelijk dat het burgerlijk recht de fundering is van elke vermogensplanning. Toch valt op dat de burgerrechtelijke en fiscale wetgever jammer genoeg niet steeds op één lijn zitten, kijk maar naar de verrekenbedingen. Dit geldt dan vooral voor het Vlaams Gewest. En ook met nieuwe rechtsfiguren, zoals het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik, is niet altijd alles meteen even duidelijk. Aan rechtspraak en rechtsleer dus om één en ander in dat verband verder te verduidelijken.
In elk geval illustreert het bovenstaande dat elke vermogens- of successieplanning de nodige aandacht vereist. Alles hangt af van een globale analyse van de familiale en vermogenssituatie en de doelstellingen van de betrokken personen, om zo alle fiscale en burgerrechtelijke gevolgen goed te kunnen inschatten. Het is daarom van belang om een beroep te doen op de juiste personen, zoals een notaris, vermogensadvocaat of een specialist inzake vermogensplanning.
In ons volgende artikel staan we kort stil bij wat de impact is wanneer een buitenlands onroerend goed in uw nalatenschap terecht komt. Na een korte analyse op het vlak van erfrecht bespreken we een aantal planningstechnieken die kunnen helpen om de successierechten te milderen. Dit zowel op het moment van de aankoop als bij een later overlijden. Daarnaast zal ook het gebruik van de zorgvolmacht in een internationale context besproken worden.
Als u vragen hebt of een doordachte vermogensplanning wilt opmaken, kunt u contact opnemen met uw adviseur, notaris en/of de dienst ‘Estate Planning’ van Deutsche Bank.
Benieuwd hoe onze expertise, advies en oplossingen het verschil kunnen maken voor uw beleggingen?
Dit artikel vormt geen fiscaal of juridisch advies. De fiscale behandeling hangt af van de individuele situatie van de cliënt en kan in de toekomst wijzigen. Wanneer verwezen wordt naar een fiscaal stelsel, dan dient dat te worden begrepen als het fiscaal stelsel van toepassing op een gemiddelde retailcliënt in de hoedanigheid van een natuurlijk persoon die Belgisch ingezetene is.